
Voldoende drinken tijdens het sporten is belangrijk om goed te blijven presteren en om je lichaamstemperatuur op peil te houden. Zeker bij warm weer (boven de 25 graden) is dit extra belangrijk. Tijdens het zweten verlies je niet alleen vocht, maar ook belangrijke stoffen zoals zouten. Door goed te drinken, vul je dit weer aan en help je je lichaam optimaal te functioneren.
Wanneer moet je drinken?
Bij inspanning korter dan een uur: heb je vooraf genoeg gedronken, dan hoef je meestal tijdens het sporten niets extra’s te drinken. Je kunt je dorstgevoel volgen, vooral als de training pittiger wordt.
Bij inspanning langer dan een uur: sport je langer dan een uur, zoals bij duursporten of intensieve spelsporten zoals voetbal? Dan is drinken tijdens het sporten aan te raden. Ook hier is je dorstgevoel een goede graadmeter. Water is prima, maar als je het maximale uit je training wilt halen, kun je ook kiezen voor een sportdrank met koolhydraten en elektrolyten (zoals natrium/zout).
Hoeveel en wat drink je?
Een isotone sportdrank – met 60 tot 80 gram koolhydraten per liter – wordt snel opgenomen door je lichaam en ondersteunt je energiehuishouding. De richtlijn is om zo’n 60 gram koolhydraten per uur binnen te krijgen tijdens langdurige inspanning. Elektrolyten zorgen voor een nog snellere opname.
Drink liever kleine hoeveelheden verspreid over de tijd dan in één keer een hele bidon leeg. Een richtlijn is 150 tot 250 ml per kwartier, met een maximum van 800 tot 1000 ml per uur. Te veel drinken kan namelijk maagklachten geven of zelfs leiden tot een gevaarlijke verstoring van de vochtbalans.
Maatwerk voor jou
Iedere sporter is anders. Experimenteer tijdens je trainingen met hoeveelheden en soorten dranken, en leer luisteren naar je lichaam en dorstgevoel.
Opdracht:
Plan deze week één training van meer dan 60 minuten en test bewust je vochtinname. Noteer:
• Wat en hoeveel je vooraf, tijdens en na afloop hebt gedronken
• Hoe je je voelde tijdens de training
• Of je last had van dorst, kramp of maagklachten